Het lijkt niet goed te gaan tussen leraren en leerlingen op school. Met een incident op 9 november jongstleden lijkt een beerput open te gaan. Op die dag grijpt op het Anna van Rijncollege in Nieuwegein een leraar een leerling iets te stevig in de kraag. De kranten kiezen partij voor de leraar en koppen dat het geweld op scholen toeneemt, dat de leraar geen gezag en autoriteit meer heeft en de leerlingen geen respect meer hebben. Er is sprake van een “gezags-crisis” op school die zijn wortels zou hebben in een “gezags-crisis” in de samenleving. Zelfs de minister ziet zich genoodzaakt de open deur in te trappen dat in de klas de leraar de baas moet zijn – waarmee ze nogmaals onderstreept dat dat kennelijk niet overal het geval is. Intussen stromen de opiniepagina’s van de kranten vol. De conclusie wat het onderwijs betreft mag duidelijk zijn: scholieren zijn etters die je het bloed onder de nagels vandaan halen, terwijl je als docent met lede ogen en met de handen op de rug mag toezien en mag hopen dat ze nog iets van je willen leren. Het onderwijs is een hondenbaan. Geen leuk nieuws voor wie ervoor kiest zijn toekomst in dat onderwijs te zoeken.
Maar is het beeld echt zo negatief als de media het schetsen? De Besturenraad deed een onderzoek onder haar leden. Wat blijkt: Geweld op school vindt meer plaats dan ons lief is, maar het blijven gelukkig trieste incidenten. Wel zijn veel respondenten van oordeel dat het gezag van de leraar is afgenomen. Maar gezag is dan wel een lastig begrip, want wat is gezag en hoe herwin je het als je het kwijt bent?
Orthopedagoge Astrid Boon weet wel hoe je leerlingen weer in het gareel krijgt. Al jaren pleit ze voor herinvoering van het laten schrijven van strafregels. In de NRC van 15 november reageert ze op het incident in Nieuwegein: “Zodra ze tiener worden, moet je ze pakken in hun vrije tijd (…) We zijn veel te bang om te straffen. Als we al straffen, moet het iets nuttigs zijn. Een uurtje huiswerk maken. Wat Duitse rijtjes leren. Daar lacht een kind om. Laat ze urenlang schrijven, over hun gedrag. De straf moet maar één doel dienen: dat het kind besluit: ik ga de instructies van die leraar voortaan opvolgen”.
Het klinkt krachtdadig, maar het is de vraag wat we daarmee winnen. Een dergelijke aanpak leidt immers al snel tot ontduik-gedrag bij leerlingen: leerlingen die ja en amen knikken naar de leraar, maar wat doen ze zodra het oog van de meester weg is? En is dat de pedagogische taak van de school: Kinderen vormen die ja-knikken en als ze de kans krijgen nee-doen? Leren ze zo om zelf verantwoordelijk te zijn?
Daarom maar liever de weg van Micha de Winter. Die zegt: De kracht van jonge mensen moet je niet de kop indrukken, maar positief benutten! Maak leerlingen medeverantwoordelijk voor het reilen en zeilen in de school. Al die energie van leerlingen moet je niet uitdoven en inperken, maar mobiliseren en ombuigen in positieve richting. Zorg dat ze zich medeverantwoordelijk voelen voor een ordelijke school, een leerzaam leerproces, een goede sfeer. Via verantwoordelijkheid koers je op betrokkenheid.
Dat vraagt wel een andere houding ten opzichte van je leerlingen dan die Astrid Boon schetst. De basis moet liggen in wederzijds vertrouwen en interesse in elkaar. Vertrouwen nodigt uit tot samenwerking en vormt de voedingsbodem voor wederzijds respect. En uit respect kan gezag geboren worden. Gezag laat zich immers niet afdwingen, gezag moet je verwerven. Opmerkelijk genoeg is dat ook wat de respondenten in het onderzoek van de besturenraad opperen als remedie: investeren in relatie.
Pas tegen die achtergrond komen de strafregels van Astrid Boon tot hun recht als markering van echt serieuze grensoverschrijdingen. Straf markeert de situatie waarin de leerling écht buiten de orde van de school is gegaan. Leerlingen zullen er vaak zelfs de redelijkheid van inzien. Straf als grensmarkering zal nuttig zijn, maar repressie als grondhouding in het onderwijs is het funest. Een kundig leraar zal er zuinig mee zijn (ook om te voorkomen dat de betekenis van de straf devalueert) en op een goede school – die zijn leerlingen weet mee te nemen – zullen ze vaak overbodig zijn.
Wat te doen met al die negatieve publiciteit over het onderwijs? Hoe blijven we als docenten uit de sfeer van het negatieve onderwijsdenken? Vincent Duindam schreef er een boekje over: ‘thuiskomen in de klas’. Herkenbaar voor wie met plezier voor de klas staat en een heel geschikt tegengif tegen wat je tegenwoordig in de kranten leest. Het schetst een onderwijs waar je weer zin in krijgt. En … het is gelukkig heel wat realistischer dan al die oudemannenpraat over ‘die jeugd van tegenwoordig’ in de media.
Duindam, V. (2011). Thuiskomen in de klas, spiritualiteit in het onderwijs. Utrecht: Ten Have.
Geest, M van der (2011). Van Bijsterveldt: leraar moet meer ruimte krijgen gezag te laten gelden. Algemeen Dagblad, 15 november 2011
Gerrits, R. (2011). ‘Geweld tegen leerkrachten veel zwaarder bestraffen’. De Volkskrant, 25 november 2011
Mat, J. (2011). Regels zijn belangrijk, je voorkomt er problemen mee. NRC-Handelsblad, 15 november 2011
Trouw (2011). Directeur Utrechtse school opgepakt voor mishandeling. Trouw, 10 november 2011
Winter, M. de (1995), Kinderen als medeburgers: kinder- en jeugdparticipatie als maatschappelijk opvoedingsperspectief. Utrecht: De Tijdstroom.