Organisatie

Al doende organiseren en reorganiseren mensen hun werkelijkheid. Door bestuur en beleid proberen samenlevingen structuur en samenhang te brengen in dat (re)organiseren. Maar dat is in onze een moderne netwerksamenleving lang niet altijd eenvoudig. Naarmate het aantal onderlinge relaties en verbanden toeneemt, nemen ook onderlinge afhankelijkheid, onoverzichtelijkheid en onvoorspelbaarheid sterk toe. We zijn inmiddels van zoveel anderen afhankelijk geworden, dat onze handelingscontext niet langer voorspelbaar is. Geograaf en planoloog G.J. van den Berg noemde dat ooit het ‘vlottend worden van maatschappelijke verhoudingen’:

“Inherent aan deze bewegende orde is het streven naar houvast en zekerheid, naar ordening op allerlei gebied. De vraag daarbij is, of dit streven gericht moet zijn op het bereiken van een nieuwe, min of meer stabiele orde, dan wel op het scheppen van een raam, waarbinnen de bewegende maatschappelijke orde zich kan ontplooien; anders gezegd, of de ordening primair binding of bevrijding beogen moet en kan”
G.J. van den Berg, De grote stad in de toekomst, in: Sj. Groenman e.a., Problemen van de grote stad, Utrecht/Antwerpen 1958.

Het onderzoek richt op de spanning tussen dynamiek en ordening in bestuur en beleid. Daarbij is bijzondere aandacht voor de opvattingen over mens en samenleven die aan het organiseren en reorganiseren ten grondslag liggen en die het kader vormen voor coördinatie en afstemming, bestuur en beleid.

Aansluiting wordt gezocht bij het denken over overheid en samenleving in planologie en politieke geografie. In het bijzonder is er aandacht voor politieke en bestuurlijke traditie van de christen-democratie.

Enkele teksten en publicaties

De (on)voorspelbaarheid van ruimtelijk handelen
in: Geografie, jg. 13, nr. 1, Utrecht 2004

Tussen regel en regelmaat 
Geografie als sociale wetenschap
in: Streekpost, Periodiek van Pangaea, Vakdispuut voor Gebiedsstudies, jg. 4, nr. 3, Utrecht 1997

Gewoon goed onderwijs
Over de eigen verantwoordelijkheid van de mensen in de school
Lezing voor het voorjaarscongres van de Algemene Onderwijsbond (Aob) / St.Bonaventura op 18 mei 2001